De vraag waarom
hij vorig jaar ontslag heeft genomen bij het Philips Natuurkundig Laboratorium
in Eindhoven, voor kenners het NatLab,
verrast hem niet echt. Hoe kan het ook anders, per slot dringt die vraag zich op wanneer iemand op zijn 51ste na 31
jaar trouwe dienst ergens weggaat. Het
was niet omdat er niets creatiefs meer uit zijn handen kwam. De afgelopen jaren is de sfeer binnen
het lab veranderd, het is er kil en te
weinig wetenschappelijk geworden. Zo'n klimaat past niet bij hem, gewend als hij is aan een grote
creatieve vrijheid, gecombineerd met
werken van negen tot negen.
Kees Schouhamer Immink kiest zijn
woorden voorzichtig, maar hij neemt
geen blad voor de mond. Een logische vraag, vereist een eerlijk antwoord, zegt hij. `De organisatie binnen
het laboratorium is drastisch
veranderd. Mede als gevolg daarvan zijn
er de afgelopen jaren tientallen
hooggekwalificeerde wetenschappers vertrokken, mensen met dezelfde interesses
als ik. Doorstroming is goed, het is daar wel erg hard gegaan.
‘Ik heb er dertig jaar met plezier gewerkt. Ik dreigde echter een verbitterde oude man te worden,
terwijl ik toch vrolijk van aard ben.'
Hij karakteriseert de sfeerverandering als ontluisterend, althans 'zo heb ik
die ervaren. Anderen zullen daar vermoedelijk anders over denken', benadrukt hij.
Schouhamer Immink is een van de pioniers op het gebied van de digitale opslag.
Geen apparaat voor digitale video, audio of dataopslag, of hij heeft wel iets met de ontwikkeling ervan te maken
gehad. Zijn naam staat vermeld op een veertigtal Amerikaanse patenten. Zes daarvan zijn zogeheten basispatenten, of wel
octrooien waar geen elektronicafabrikant omheen kan, zonder geld naar Philips
over te moeten maken.
Immink stond aan de wieg van de Compact Disc en afgeleiden daarvan zoals de
CD-ROM en CD-I en latere snufjes zoals de digitale compact cassette (DCC) en de
digitale video plaat (DVD). Het ontwikkelen van codes is zijn specialisatie,
een combinatie van wiskunde en technische kennis. Op een cd wordt de informatie
in de vorm van enen en nullen opgeslagen, en met een laser in- en uitgelezen.
Enen en nullen vertalen zich op microscopische schaal in putjes in het plastic
plaatje, afgewisseld met wat experts landjes noemen. Die landjes en putjes,
muziek of computerdata, moet uitgelezen
worden.
Immink heeft slimme codes bedacht om zoveel mogelijk enen en nullen op een schijfje te krijgen, en wel zo
dat een minuscuul lasertje, gestuurd door eveneens opgeslagen besturingsgegevens,
het spoor van miljoenen putjes en landjes niet bijster zal raken. Eind jaren
zeventig legde hij de basis voor een uniforme codering voor de cd, wat
uitmondde in een samenwerking tussen Sony en Philips, en uiteindelijk in een
standaard die alle andere elektronicabedrijven hebben overgenomen.
Mede door zijn vindingen heeft Philips zich verzekerd van een constante
geldstroom. Neem de compact disc. Het elektronicaconcern krijgt voor elk
verkocht plaatje een dubbeltje. Wereldwijd worden er jaarlijks zeven miljard
cd's verkocht. Dat levert een kleine miljard gulden aan inkomsten op.
Desondanks is een cd voor hem inmiddels niet meer dan een plastic plaatje waar
muziek op staat.
Niet
alleen zijn lijst met patenten is lang, ook het aantal wetenschappelijke
publicaties is indrukwekkend. Hij voelt zich dan ook geen Willy Wortel, maar
een uitvinder met vakmanschap in zijn bagage die zowel een bijdrage heeft
geleverd aan de ontwikkeling van nieuwe technieken terwijl hij tegelijkertijd
de wetenschap een eindje verder heeft geholpen, twee loopbanen parallel aan
elkaar.
Een
eindje, een beetje. Immink gebruikt steevast dat typevoorvoegsels, want een van
zijn kenmerkende eigenschappen is, naast eigenwijsheid, bescheidenheid.
Voortdurend relativeert hij zijn eigenvindingen of noemt hij in één adem andere
vindingen of mensen die belangrijker zijn. Daarop gewezen, zegt hij. 'Over dat
aantal patenten en zo, daarover kun je toch niet met goed fatsoen iets aan
anderen vertellen, dat lijkt al gauw op opscheppen.'
Zijn
bescheidenheid maakt af en toe plaats voor een beetje trots, zeker op momenten
wanneer zijn werk extra waardering krijgt van anderen in de vorm van een
oorkonde of een speciale medaille. Zoals vanavond in het White Hall Palace in
Londen. Immink krijgt daar de Edison medaille uitgereikt die hem door de IEEE,
de Amerikaanse vereniging voor elektronica, is toegekend. Hij zal er zijn
smoking voor uit de mottenballen halen.
De
medaille, die sinds 1904 wordt uitgereikt, krijgt hij voor een 'carrière van
creatieve bijdragen aan de ontwikkelingen van technologieën voor digitale
video, audio en dataopslag', meldt het juryrapport. Een medaille en een
geldbedrag van 10.000 dollar worden zijn deel, belastingvrij en geheel naar
eigen inzicht te besteden. De prijs wordt gesponsord, ironisch genoeg, door
drie Japanse elektronica-bedrijven, de
grote concurrenten van zijn voormalige werkgever, Philips.
Op
de lijst van vorige prijswinnaars staan
illustere namen zoals Robert Millikan, Nikola Tesla en Alexander Graham Bell, de geschiedenis van de elektrotechniek trekt al lezend aan
je voorbij. 'Het maakt je klein, ik
hoop niet dat die beroemdheden zich in hun graf zullen omdraaien, nu ik er ook
op sta.' Opmerkelijk is dat de lijst, op twee Nederlanders na, louter
Amerikanen staan. Die tweede is Tellegen, nota bene een oud-collega van hem van
het NatLab, op wiens naam de pentode staat, een geavanceerde radiobuis.
'De mentaliteit op het NatLab,
althans zoals ik dat de laatste jaren heb ervaren, past niet bij mij. De
veranderingen worden vaak geweten aan de het veranderde beleid waarin de
aandacht is verlegd van lange naar korte termijn onderzoek dat zich meer richt
op een specifiek product of markt. Maar dat is het niet alleen. Er is niet
voldoende wetenschappelijke vrijheid meer en die heb ik nodig om te
functioneren, om creatief te kunnen zijn.’
'Een uitvinder is een soort kunstenaar, een eigenwijze lastpak. Hij is
nooit tevreden, hij wil altijd wat veranderen en heeft per definitie kritiek op
de bestaande situatie. Dat beperkt zich niet tot de wetenschap maar ook tot
bijvoorbeeld de organisatie en het beleid.
'Creativiteit
wordt bijvoorbeeld geprikkeld op momenten van verveling, op tijden dat je niet
behoeft te werken, althans werken in de klassieke betekenis van het woord. De
meeste ideeën kreeg ik tijdens saaie lezingen waarvan je al na een paar minuten
het idee had er niets van op te zullen steken. Mijn gedachten dwaalden dan weg.
'Ik heb dagen gehad dat ik geen donder te doen had. Dan kon ik mijn gedachten laten
gaan. Ik liet me bijvoorbeeld inspireren door oude artikelen te lezen in de
bibliotheek, in alle rust. Die rustige momenten waren ook ideaal om discussies
te voeren met collega's. Die inspireerden, en ontstond er een idee dan kon je er direct aan beginnen. Er was tenslotte
toch niets dringends te doen. 'En dan was het even hard werken. In zo'n
creatief proces ben je vaak een tijdje onbenaderbaar en onaangenaam voor
anderen. Uitvinden is individueel werk maar tegelijkertijd teamwerk. Je hebt om
verder te komen de kennis en ervaring nodig van een grote groep
hooggekwalificeerde technici.
'Die sfeer van vrijheid op het NatLab, onontbeerlijk voor creativiteit, heb
ik erg zien veranderen, en het beviel me niet. Het dreigde werken te worden, en
daar ben ik niet voor in de wieg gelegd. Ik was vrijgesteld voor onderzoek,
maar ik dreigde de enige te worden. Tientallen bevlogen mensen gingen weg. 'Er
heerste vroeger op het NatLab een sfeer van vriendschappelijkheid en
collegialiteit. De sfeer was open, ideeën konden gemakkelijk bij anderen worden
getoetst, er werd gemakkelijk en in vertrouwen kritiek geleverd en
gediscussieerd.
Er liepen nogal wat mensen rond van hoog wetenschappelijk niveau en met een
zelfde instelling als ik. 'Er waren groepsleiders en directieleden waar je
tegen opkeek om hun wetenschappelijke inzichten. Zij hoorden tot de meest
eminente geleerden van Nederland, en waren lid van de Koninklijke Akademie van
Wetenschappen (KNAW). Ik was uiteindelijk het enige Akademielid op het
laboratorium. Dat zegt toch wel iets over de veranderingen de afgelopen jaren.
Het is toch een soort toetsteen voor het wetenschappelijke gehalte zoals dat
door de buitenwacht gezien wordt. Oh, niets ten kwade overigens. Ik denk dat ze
bij het NatLab misschien wel blij zijn dat die geleerde mafkezen weg
zijn.' Hij is niet rancuneus of
ondankbaar. 'Ik wil niemand pijn doen, misschien moet ik het wat nuanceren. Er
zijn bij Philips heus nog wel bevlogen types. Ik heb er een heerlijke tijd
gehad, maar ik ben er uiteindelijk uitgestapt, omdat dat voor mij het beste
was,' Immink is zich er terdege van bewust dat zijn uitspraken niet goed zullen
vallen bij velen in het NatLab. Het zij zo. Zijn contacten met Philips zijn
inmiddels tot een minimum beperkt. Hij heeft er niet veel meer te zoeken. Er
zitten nog zo’n vijf à tien patenten in de pijplijn. Indertijd is afgesproken dat hij aan de afwerking daarvan zijn
medewerking zal verlenen. Enkele patenten hebben betrekking op het gebied van de dataopslag, andere gaan over
technische verbeteringen aan mobiele telefonie, gsm's dus, verbeteringen die
ook weer terug te voeren zijn op zijn kennis van coderingen.
Sinds
augustus vorig jaar werkt hij thuis, in alle vrijheid. Hij heeft zich nog geen
moment verveeld. Het manuscript voor een handboek over coderingen, dat dit
najaar moet verschijnen, is bijna afgerond. Afgelopen winter heeft hij drie
maanden onderzoek gedaan in Singapore, op uitnodiging van de universiteit daar. Immink gaat er komende
winter weer heen. Dit najaar gaat hij voor onderzoek naar de universiteit van Princeton in de VS. 'Ik
krijg vele leuke uitnodigingen, die ik bij Philips niet kon aannemen.'
Immink is bovendien parttime hoogleraar op een onderzoeksinstituut voor wiskunde in Essen, gelieerd aan de
universiteit daar. Hij begeleidt er
enkele promovendi. `Het zal er ooit nog wel eens van komen dat ik een eigen
bedrijfje begin. Ik doe nu af en toe
wat voor enkele kleine bedrijfjes, die alleen al interessant zijn omdat ze
worden geleid door van die gedreven types, zoals ik.'
De wetenschap beheerst hem. Hij heeft daarnaast nauwelijks andere
activiteiten. `Toen ik bij het NatLab wegging, heb ik me voorgenomen wat anders
te gaan doen, klassiek Grieks bijvoorbeeld. Het is er echter nog niet van
gekomen. De tijd ontbreekt. Andere dingen zoals die aanbiedingen uit het
buitenland gaan nu voor.'
Broer Scholtens,
Volkskrant, 12 juni 1999